Een agent heeft geweld gebruikt. Wordt dat gecontroleerd?
De maatschappij moet erop kunnen vertrouwen dat de politie professioneel omgaat met haar geweldsbevoegdheid. Daarom moeten politiemensen altijd verantwoording afleggen over het gebruikte geweld bij de Hulpofficier van Justitie (HovJ).
Er zijn twee situaties waarin de HovJ standaard besluit dat een commissie en de politiechef naar het aangewende geweld moeten kijken. De hulpofficier maakt dan een geweldsregistratie. Dat is altijd het geval als er door de agent gebruik is gemaakt van zijn vuurwapen, of als het geweld heeft geleid tot letsel van meer dan geringe betekenis. Onder het gebruik van het vuurwapen wordt niet alleen daadwerkelijk schieten verstaan, maar ook het richten, of gericht houden op iemand zonder daadwerkelijk te schieten.
Er is ook nog een derde situatie mogelijk om aangewend geweld te laten bekijken door de commissie en politiechef. Dit gebeurt als de HovJ het nodig vindt dat het geweld extra wordt bekeken.
De politiechef is de hoogste politieambtenaar van een politie eenheid. Het is nadrukkelijk niet zo dat geweld per definitie verkeerd is gebruikt als er een beoordelingsprocedure, zoals hierboven is omschreven, wordt gestart.
Wat gebeurt er als een agent zwaar geweld heeft gebruikt?
- Als een agent geweld heeft gebruikt dat leidt tot zwaar lichamelijk letsel of tot de dood, dan wordt altijd het Openbaar Ministerie in kennis gesteld van deze geweldsregistratie.
- Wanneer een politieagent zijn (vuur)wapen heeft gebruikt en hierdoor enig letsel is ontstaan, dan wordt ook altijd het Openbaar Ministerie in kennis gesteld. De officier van justitie bepaalt aan de hand van de feiten en omstandigheden of de Rijksrecherche een onderzoek instelt. De Rijksrecherche is geen onderdeel van de politie, maar een onafhankelijke rechercheafdeling die opereert onder de verantwoordelijkheid van het College van procureurs-generaal van het Openbaar Ministerie.