Hoe gaat de politie om met ANPR-gegevens?
Politiegegevens zijn persoonsgegevens die verwerkt worden in het kader van de uitvoering van de politietaak. Ook bij ANPR-gegevens gaat het om persoonsgegevens. De kentekennummers zijn immers herleidbaar naar een persoon, namelijk de houder van het kenteken. Dit betekent dat ANPR-gegevens volgens de regels van de Wet Politiegegevens (Wpg) verwerkt moeten worden. De Wpg kent de volgende uitgangspunten:
- Verwerking voor uitvoering van de dagelijkse politietaak (art. 8 Wpg).
- De gerichte verwerking van gegevens in verband met de handhaving van de rechtsorde in een bepaald geval (art. 9 Wpg).
- Het verkrijgen van het inzicht in de betrokkenheid van personen bij bepaalde ernstige bedreigingen van de rechtsorde (art. 10 Wpg).
- Verwerking met het oog op de controle op en het beheer van een informant alsmede de beoordeling en verantwoording van het gebruik van informantgegevens (art. 12 Wpg)
- Verwerking ten behoeve van de ondersteuning van de politietaak (art. 13 Wpg).
Elk van deze uitgangspunten kent een eigen opslag- en verwerkingsstructuur met eigen toegangsrechten en bewaartermijnen. Dit houdt in dat de regels voor opslag, verwerking, toegangsrechten en bewaartermijn afhankelijk zijn van het uitgangspunt waarvoor een kenteken in een bestand met kentekens die aandacht vragen is opgenomen. Hierbij geldt altijd dat de ANPR-gegevens slechts worden verwerkt voor zover dit noodzakelijk en rechtmatig is. Dit betekent doorgaans dat kentekengegevens die niet overeenkomen met een kenteken in een bestand, direct uit het systeem worden gewist.
Echter, de politie heeft de bijzondere bevoegdheid om alle kentekengegevens vast te leggen en te bewaren en niet alleen van de voertuigen waarvan het kenteken in een bestand staat. Ook kentekens van voertuigen die op dat moment niet direct nodig zijn voor een politieonderzoek worden dus geregistreerd en opgeslagen. Dit zijn zogenoemde passage-gegevens. Het opslaan van gegevens maakt het mogelijk om deze op een later tijdstip te onderzoeken.
De politie mag passagegegevens maximaal 28 dagen opslaan en alleen onder strikte voorwaarden bevragen. Zo mogen passagegegevens alleen worden bevraagd bij de opsporing van een misdrijf waar vier jaar of meer gevangenisstraf op staat of de aanhouding van een voortvluchtige verdachte van een dergelijk feit. Het bevragen mag alleen bij bevel van de Officier van Justitie. Hier zal eerst een schriftelijk verzoek voor ingediend moeten worden met daarin het doel, een zo nauwkeurig mogelijke aanduiding van de verdachte/voortvluchtige en de uitleg waarom het bevragen van passagegegevens noodzakelijk is. Het bevragen van de gegevens mag vervolgens alleen door een daartoe aangewezen opsporingsambtenaar. Bij de bevraging van passagegegevens worden de voorruiten van zichtbare voertuigen op een overzichtsfoto door software automatisch geblindeerd. De aangebrachte blindering kan niet worden verwijderd, waardoor het niet mogelijk is om inzage te krijgen van de inzittenden van het voertuig. De overzichtsfoto is namelijk enkel bedoeld om te controleren of het kenteken goed gelezen is door de ANPR-camera.
Naast de eisen voor het bevragen van de passagegegevens gelden er ook regels voor het ter beschikking stellen van de gegevens. Dit betekent dat de opsporingsambtenaar die de gegevens heeft bevraagd na moet gaan of eventueel gevonden relevante gegevens ter beschikking gesteld mogen worden voor het onderzoek. Als het kentekengegeven in het systeem niet overeenkomt met het kenteken op de foto van het voertuig en dat kenteken ook niet past bij wat er gezocht wordt, mogen de gegevens niet ter beschikking worden gesteld. De opsporingsambtenaar heeft tevens de plicht om passerende voertuigen, andere personen in beeld of niet-openbare plaatsen onherkenbaar te maken. Op deze manier wordt voldaan aan het juridische vereiste met betrekking tot de overzichtsfoto’s. De passagegegevens die ter beschikking mogen worden gesteld voor de opsporing worden verder verwerkt volgens de uitgangspunten van de Wpg.