Bij spoed: 112 Geen spoed: 0900-8844

‘In dit werk is echt elke minuut er één’

Laatst gewijzigd op:

Nederland - Ruim een week geleden vloog het Nederlandse zoek- en reddingsteam USAR.NL naar Turkije om daar te zoeken naar overlevenden van de verwoestende aardbevingen in Turkije en Syrië. Na een zeer intense periode kwamen ze vandaag weer terug in Nederland. Twee teamleden vertellen over hun ervaringen. ‘Elke vezel in mijn lijf is moe.’

usar

Michael Smit, Eenheid Oost-Nederland
‘Afgelopen vrijdag, ruim honderd uur na de aardbeving, kwamen inwoners naar ons toe die vertelden dat ze een paar uur eerder klopgeluiden onder het puin hadden gehoord.  Ze konden echter geen locatie bepalen. We zijn daarop af gegaan en ik heb mijn hond Rossi in de zoekmodus gezet. Hij gaf direct aan dat hij een spoor had. Omdat Rossi er niet goed bij kon, heb ik wat brokstukken weg gehaald en hem weer laten ruiken. Hij liep direct opnieuw naar datzelfde plekje. Een Turkse collega riep een keer of vier en toen hoorden we een kinderstem. We zijn gaan graven en zoeken, geholpen door de lokale bevolking. Ik denk dat er wel tweehonderd mensen om ons heen stonden. Na een uur of twee konden we de achtjarige Ibrahim uit het puin bevrijden. Hij was het twaalfde en laatste slachtoffer dat we wisten te redden. Dat is toch elke keer weer een indrukwekkend moment.

Een paar dagen eerder, maandagmorgen, werd ik opgeroepen om met het USAR-team naar Turkije te vliegen. Mijn gezinsleden waren niet thuis, dus ik kon niet eens normaal afscheid nemen. Ik heb gezegd dat ik direct weg moest en geen idee had wanneer ik weer thuis zou komen. Sindsdien heb ik eigenlijk geen contact meer met ze gehad. Ze zijn wel op de hoogte gehouden van onze situatie via nieuwsbrieven vanuit de organisatie. Voor mij was het mijn eerste reddingsoperatie. We hadden vier reddingsteams die waren samengesteld uit zeven brandweerlieden, een verpleegkundige en twee reddingshondgeleiders. Daarvan was ik er een.

Maandagavond kwamen we aan in de Turkse provincie Hatay. Wat we daar aantroffen, is lastig te omschrijven. Het was bizar. Heftig. Een grote chaos. We zijn ruim een week in Turkije geweest waarbij ik maximaal drie uur per nacht heb geslapen. Mensen lagen onder het puin, dus we hadden geen moment rust. Terwijl we bezig waren met een redding, trokken overlevenden aan onze armen omdat ergens anders een familielid onder de brokstukken lag. Wij hebben trouwens niks gemerkt van intimidaties naar hulpverleners of plunderingen van winkels. Iedereen was ontzettend dankbaar voor het werk dat we deden. We stonden wel regelmatig voor dilemma’s. Dan moesten we mensen laten liggen omdat we uit veiligheidsoverwegingen niet dichterbij konden komen. Sommige panden waren enorm instabiel en er waren dagelijks meerdere naschokken in de regio. We hadden maar één doel: mensen redden. Maar tegelijkertijd moesten we ook met het hele team weer thuiskomen. Dat zijn lastige overwegingen. Gelukkig waren de sfeer en onderlinge verstandhouding perfect. Er is geen onvertogen woord gevallen. We zaten allemaal op één lijn. We snapten elkaar.

Mensen zien ons soms als helden, maar daar kan ik niets mee. Ik ben vooral trots dat ik deel heb mogen uitmaken van deze reddingsmissie. Ik heb zoveel indrukken opgedaan. Gisteren hebben we nog een tussenstop gemaakt in Malaga voor het adaptatieprogramma. We hebben onder meer een debriefing en een mentale en medische check gehad. En we zijn even met het team op stap geweest. Dat was ons eerste ontspanningsmoment in ruim een week. Al met al was het een zeer indrukwekkende en soms emotionele periode. Mocht er in de toekomst weer een beroep op me worden gedaan, dan sta ik klaar.’    

usar
Na ruim honderd uur kon de achtjarige Ibrahim uit het puin worden gered.

Marc Wagenaar, Eenheid Amsterdam
‘De situatie in het zwaar getroffen Hatay is nauwelijks te beschrijven: een soort oorlogsgebied, alles ligt in puin. Mensen lopen in paniek op straat. Je ziet leed in alle vormen die je maar kunt bedenken. De inwoners hebben niets meer. Een collega vatte het in één zin samen: “Deze mensen hebben geen verleden, geen heden en geen toekomst meer.” En daar proberen wij als USAR-team met al die specialiteiten die we hebben mensen te redden, maar ook hoop en troost te bieden. Of closure; je moet je voorstellen dat er mensen voor zo’n ingestorte flat zitten die acht bouwlagen hoog was, met zes appartementen per verdieping. Dat is nu een hoop puin en daar liggen dus mensen in. Met de hond kijken we of er nog een teken van leven is. En heel vaak moet je dus het bericht overbrengen: “Uw geliefde leeft niet meer.” Of: “We kunnen er niet bijkomen.” Dat is zo wreed.

Zelf ben ik een ervaren Officier van Dienst Politie. Dat helpt me enorm in mijn rol als security officer binnen USAR.NL. Ik ben in die hoedanigheid verantwoordelijk voor de veiligheid van onze mensen. Daarbij gaat het om vragen als: kunnen ze er veilig werken? Kunnen ze zonder politiebegeleiding de straat op? Hoe staat het met de kampbeveiliging? We zaten vlak bij het Syrische Aleppo en daarom is er in Hatay behoorlijk wat militaire aanwezigheid met langeafstandswapens. Voor onze mensen is dat soms ingewikkeld, terwijl het relatief gezien veilig is om te werken. Wij worden daar als helden gezien en op de hulpverlening is zeker geen agressie gericht. Maar toch voelt dat soms onprettig. Gisteren werd bijvoorbeeld nog een jongetje gered. Iets later werd er ineens geschoten in diezelfde straat. Dat bleek puur toeval: de politie die achter een verdachte aanzat. Het had niets te maken met die reddingsactie, maar er ging wel een heel magazijn patronen de lucht in. Het gaat daar gewoon anders. In dat spanningsveld opereer je als groep.

Gisteren zijn we de hele dag gedebrieft als team. Dat betekent sessies met een psycholoog, arts, allerlei controles. Ook hebben we een eerste evaluatie van de missie gedaan. Ik moet hard nadenken welke dag het eigenlijk is. Mijn tijdsbesef is weg. In dit werk is echt elke minuut er één. De hele week krijg je drie, vier uur slaap per dag. Elke vezel in mijn lijf is moe. Dit werk is zwaar, maar ook heel eervol. Ik ben blij dat ik weer thuis ben, maar als ik morgen bericht krijg, ga ik weer.’